Main content

Inhoud

Ganzen in Nederland

Verschillende ganzensoorten kwamen van oudsher langs de Noordzee voor als broedvogel. Door de ontginning van moerassen in West-Europa en het toenemen van de jachtdruk was de gans als broedvogel aan het begin van de 20ste eeuw bijna volledig uitgestorven. In tegenstelling tot veel andere vogels, zoals weidevogels, doen ganzen het uitermate goed op het rijke voedselaanbod dat de moderne landbouw ze in toenemende mate biedt.

HISTORISCHE ONTWIKKELING

In de eerste Nederlandse broedvogelatlas (Teixeira, 1979) wordt vermeld dat de laatste paren van de grauwe gans rond 1935 in Friesland hebben gebroed. Volgens sommige bronnen is de gans daarna volledig verdwenen. Na de Tweede Wereldoorlog zijn er echter een aantal meldingen van de grauwe gans in de Noordoostpolder. Een andere hypothese is dat de grauwe ganzen uit Friesland, via de Noordoostpolder, zich op natuurlijke weg over het midden van het land heeft uitgebreid. In de tweede helft van de jaren zeventig werd het aantal broedparen op 100-150 geschat (Teixeira 1979).

Nadat deze vogels rond 1970 de Oostvaardersplassen bereikten begon een duidelijke opmars, die ook vogelaars opviel. Daarnaast droegen de uitzettingen in de jaren zestig (Friesland en Het Zwin, Belgie) en zeventig (Texel, Scheelhoek, Biesbosch en Ooijpolder) bij aan de verdere toename.1

Er zijn heden ten dage gedurende het hele jaar ganzen in Nederland aanwezig, maar deze zijn op te delen in twee groepen: winterganzen (overwinterende ganzen, ook wel doortrekkers of wintergasten genoemd) en zomerganzen (broedvogels die jaarrond in Nederland verblijven, ook wel standganzen genoemd). De meeste winterganzen zijn volgens Sovon Vogelonderzoek Nederland (Sovon) broedvogels uit Noord- en Oost-Europa en de Arctische toendra's tussen Spitsbergen en West-Siberië.1 Ieder najaar vliegen er grote groepen ganzen naar ons land om hier te overwinteren. Nederland is een belangrijke bestemming: overdag is er voldoende voedsel te vinden in de weilanden en akkers en ’s nachts bieden onze wateren een veilige slaapplaats. Enkele soorten, zoals de grauwe gans, hebben zich nu ook permanent als broedvogel in Nederland gevestigd.

SOORTEN GANZEN

Er zijn verschillende soorten ganzen in Nederland. Sommige ganzen komen zowel in de winter als zomer voor, andere soorten overwinteren hier alleen als wintergast.

TELLINGEN WINTERGANZEN

De afgelopen vijf jaar (2017) telde Nederland gemiddeld ruim 2,3 miljoen ganzen, deze populaties zijn met name aanwezig op de graslanden. Dit zijn de overwinterende ganzen (winterganzen) afkomstig uit Noord- en Oost-Europa en de Arctische toendra's. De populaties winterganzen worden volgens Sovon nauwkeurig geteld tijdens de watervogeltellingen.1

De meeste voorkomende wintergasten (cijfers 2017) zijn de kolgans, brandgans, grauwe gans, toendrarietgans en de rotgans. Daarna volgen de canadese gans en de nijlgans in grootte, deze worden gerekend tot de exoten. Sinds 1975 vindt er een sterke toename plaats van het aantal ganzen in Nederland. Bij de meeste soorten is echter geen eenduidige trend of een stabiel aantal. Uitzonderingen zijn de taigarietgans en de kleine rietgans, deze soorten nemen af in aantal, en de brandgans, deze soort neemt in aantal toe. De brandgans en de grauwe gans maken een steeds groter deel uit van het totale aantal wintergasten. De periode waarin ganzen in ons land overwinteren is ook uitgebreid, van de maanden januari en februari in 1975, naar november-februari in 2017.2

De grootste concentratie winterganzen bevindt zich in Friesland, zo’n 40% van de winterganzen. Volgens Romke Kleefstra, onderzoeker, komen niet steeds meer, maar wel andere ganzen. De grootste aantallen ganzen in Friesland bestaan uit kolganzen uit Rusland en brandganzen van Nova Zembla en Zweden. Kleefstra: “Het verhaal dat de schade toeneemt doordat er steeds meer winterganzen komen klopt ook niet. Het totale aantal winterganzen in Friesland is al tien jaar stabiel. Je ziet wel een verschuiving. Het aantal kolganzen en kleine rietganzen daalt, terwijl de brandgans talrijker wordt. Vooral de Russische brandganzen blijven langer, tot diep in mei. Zij kunnen wel schade aanrichten, de eerste snede gras is bij hen populair.”3

TELLINGEN ZOMERGANZEN

Over de populatie zomerganzen valt weinig te zeggen. Schattingen wijzen op ongeveer 600.000 dieren. De monitoring van zomerganzen vindt plaats door een eenmalige jaarlijkse telling, in de derde week van juli. Zowel door Sovon als leden van de Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging (KNJV) en Wildbeheereenheden (WBE's) worden ganzen geteld. Uit een evaluatie uit 2014 door onderzoeksbureau Alterra (Wageningen Environmental Research) bleek dat de WBE’s systematisch meer dieren tellen. Dit geldt voor alle onderzochte soorten maar de mate van verschil varieert wel per diersoort. Bij de grauwe gans telden de WBE’s 60-70% meer dieren en bij de Canadese gans en nijlgans telden de WBE’s maar liefst 197-200% meer dieren.1

De verschillen zijn groter dan op basis van bestaande kennis over de omvang van telfouten verwacht mag worden. De tellingen van de aantallen zomerganzen, waar beheer- en afschotbeleid op wordt gebaseerd, zijn dus verre van betrouwbaar te noemen. Uit een evaluatie die Sovon uitvoerde in opdracht van de provincie Utrecht bleek daarnaast dat enkel telgegevens uit juli weinig inzicht geven in de effectiviteit van maatregelen.2

NEDERLAND GANZEN-WALHALLA

In tegenstelling tot veel andere vogels, zoals weidevogels, doen ganzen het uitermate goed op het rijke voedselaanbod dat de moderne landbouw ze in toenemende mate biedt. Van vijf van de veertien ganzenpopulaties in Noordwest-Europa, verblijft de helft of meer 's winters in ons land. Momenteel gaat het om zo'n 2,3 miljoen ganzen. Rond 1980 waren dat nog een half miljoen.1 Dit sluit aan bij een algehele toename van ganzen in zowel Europa als Noord-Amerika. Naast de absolute groei van aantallen zijn er ook enkele soorten die 's winters langer in ons land verblijven. Ze komen eerder aan (kolgans) of vertrekken later in het voorjaar (brandgans).

Volgens David Kleijn van onderzoeksbureau Alterra is Nederland internationaal gezien een zeer belangrijk overwintergingsgebied voor ganzen. Het vlakke land met de natte natuur waarin zij zich veilig kunnen ophouden, met pal daarnaast het groene akkerland waarop zij kunnen grazen, is een ganzen-Walhalla. Omdat het Nederlandse boerenland intensief bemest wordt, zijn de akkers in de winter erg groen en eiwitrijk. Die supervoeding kan een verklaring zijn voor de sterke toename van het aantal kuikens bij winterganzen.2

AFSCHOT VAN GANZEN

Ganzen worden gemiddeld twaalf jaar, bij een leven zonder risico’s kunnen ze ook gemakkelijk twintig jaar halen. Jacht is de belangrijkste doodsoorzaak. Ganzen zijn trouwe dieren. Ze zijn trouw aan hun partner, de plekken die ze bezoeken en ze gebruiken veel dezelfde slaap- en broedplaatsen.

Het willekeurig afschieten van ganzen uit een groep zorgt voor stress, angst en verstoring van de harmonie binnen de groep. Vanwege zijn lichaamsbouw en gedrag is de gans een moeilijke diersoort om te bejagen. Ganzen zijn grote vogels en dit maakt het inschatten van hoogte en snelheid lastig. Niet elk schot is raak. Zo'n 25 tot 40% van de ganzen in Nederland vliegt rond met hagel in het lijf. Volgens onderzoeker Berend Voslamber is een schot hagel extreem stressvol en pijnlijk. Zo worden ze bijvoorbeeld geraakt in hun vleugel en kunnen niet meer verder vliegen.1 Gewonde ganzen kunnen een langzame en pijnlijke dood sterven, en dit allemaal door een slecht geplaatst schot.

Beelden Animal Rights: jager executeert gans.

NATIONAAL (AFSCHOT)BELEID WERKT NIET

Pooldeskundige Maarten Loonen, van Rijksuniversiteit Groningen, noemt het afschieten van ganzen een heilloze weg: “Als in ons land ganzen worden afgeschoten, trekken er minder naar de broedgebieden. Daar hebben ze dan minder concurrentie, dus hebben ze de beste plekken met het meeste voedsel voor het uitzoeken. Met een beter broedresultaat als gevolg’’, legt Loonen uit. “Zo komen er weer meer naar de overwinteringsgebieden terug.’’1

Volgens ganzendeskundige David Kleijn van Alterra is onderzoek in Siberië nodig om antwoorden te vinden voor de Nederlandse situatie. Dáár moet worden vastgesteld hoeveel groter de broedkolonies nog kunnen groeien, en op basis daarvan kan een voorspelling worden gedaan over de toename van het aantal overwinterende ganzen in Nederland.2

Uit een meerjarige studie van de Radboud Universiteit, SOVON en NIOO (verenigd in het Centre for Avian Population Studies,) gefinancierd door de provincies, blijkt dat een geïsoleerd op provinciale schaal ontwikkeld beleid voor de kolgans niet leidt tot een verlaging van de totale schadebedragen.3

Vanaf het jaar 2000 is het aantal kolganzen gestabiliseerd. Dit komt vooral door verminderd broedsucces in de broedgebieden. Als er meer ganzen worden afgeschoten leidt dit hooguit tot een lokale afname van de populatie, die vermoedelijk wordt gecompenseerd door meer jongen elders. Verhoogd afschot zorgt volgens het onderzoek niet voor een vermindering van de ondervonden schade. Extra verjaging of bejaging kan leiden tot een uitgestelde voorjaarstrek, een grotere voedselbehoefte van de ganzen met als gevolg meer schade.4

INTENSIEVE LANDBOUW VEROORZAAKT PROBLEMEN

David Kleijn van Alterra legt een verband tussen het hoge stikstof-gehalte (mest) in de Nederlandse bodem en de toename van de kolonies in de noordelijke streken. De overvoeding van de ganzen door de Nederlandse 'superakkers' leidt tot een betere conditie van de ouderganzen die daardoor meer jongen kunnen grootbrengen. Zo komt de kwaliteit van de Nederlandse akkers als een boemerang terug, aldus Kleijn.

Pooldeskundige Maarten Loonen ziet veel meer heil in een veranderende landbouw, aangejaagd door Europa, met natuurinclusief werkende boeren, zoals dat al langer ook voor de weidevogels wordt bepleit. ,,Je produceert dan met oog voor de natuur. Minder intensief, wat voor minder geschikt voedsel zorgt, zodat de ganzenstand zal afnemen. Weg van de agrarische industrie.’’

ANDERE INRICHTING VAN LANDSCHAP - DUURZAME EN DIERVRIENDELIJKE OPLOSSING

In de periode 2004 t/m 2012 is getracht het aantal zomerganzen in de provincie Utrecht te verminderen met behulp van afschot, afvangst en nestreductie. Het heeft tot nu toe echter niet geleid tot een daling van de populatie en een afname van de schade. Om tot een beperking van de ganzenschade in landbouwgebieden te komen, verdient het aanbeveling de inzet van duurzame maatregelen binnen het ganzenbeleid verder te verkennen.1

Animal Rights pleit voor een andere inrichting van het landschap als duurzame en diervriendelijke oplossing. Met behulp van de juiste landinrichting, in combinatie met het weren van ganzen, kan het gedrag worden gestuurd en daarmee overlast worden voorkomen. Er moeten ganzengebieden worden ingericht, rustgebieden waar ganzen ongestoord kunnen verblijven, en niet-ganzengebieden. De gebieden waar niet gebroed, gerust en gegeten mag worden kunnen onaantrekkelijk worden gemaakt door het omploegen van oogstresten, verbouwen van andere soorten gewassen (zoals olifantsgras) en het gebruik van lasers. Zolang er nog ruim voldoende broedbiotoop en foerageergebied beschikbaar is, zullen ganzen namelijk naar ons land blijven komen. Afschot is in dit geval zinloos.

Volgens Romke Kleefstra, onderzoeker, ontstaat de minste schade als de foerageergebieden rondom de slaapplaatsen zouden liggen. “Dan schuiven die ganzen ’s morgens het boerenland op om te ontbijten, tussen de middag houden ze siësta en daarna gaan ze weer het land op voor het avondeten. Op deze manier concentreer je de ganzen rond die slaapplaatsen en heb je dáár de schade.” Ganzen door jacht naar plekken sturen waar ze mogen eten, werkt volgens hem onvoldoende. Meer schieten resulteert in meer chaos en grotere verspreiding zodat er op meer plekken schade ontstaat.1

De natuurlijke vijand van de gans, de vos, wordt in Nederland intensief bejaagd. Vossen zijn geduchte predatoren van ganzenlegsels, kuikens en (soms) volwassen grauwe ganzen. Een pilotstudie met nestcamera's in de Ooijpolder bracht aan het licht dat vossen verantwoordelijk waren voor tenminste 65% van alle gepredeerde legsels. Ze proberen zich aan predatie te onttrekken door te broeden op eilanden die omringd zijn door diep water. Op een broedeiland bedroeg het nestsucces meer dan 40%, tegenover 12% buiten dat eiland.2

Onderschat niet het zelfregulerende vermogen van de natuur, zegt poolonderzoeker Loonen. Maar het kost wel tijd: ,,Wat je in veertig jaar hebt opgebouwd, kost ook zomaar veertig jaar om het op te lossen.’’

LASER ALS ALTERNATIEF

Sinds enige jaren is de lasertechniek in Nederland beschikbaar waarmee het in principe mogelijk is om gedrag van ganzen te sturen en schade te verminderen. Er zijn apparaten ontwikkeld waarmee het mogelijk is om percelen continu of voor een in te stellen deel van de dag te beschijnen.

Uit een onderzoek uit 2018 blijkt dat gebruikers van de lasers onverdeeld positief zijn over het effect van de laser op de verjaging van ganzen. Er wordt wel opgemerkt door meerdere gebruikers dat de laser op zonnige dagen minder goed werkt. Maar men is overwegend content dat er een middel is gevonden om de ganzen te verjagen ongeacht of de schade door inzet van de laser daadwerkelijk vermindert. Het gaat bij deze kwalitatieve beoordeling van de werking van de laser dan voor een deel ook om het gevoel een potentieel efficiënt werend middel in handen te hebben.1

Last van ganzen? Pak je laser! Interview Steinar Henskens, CEO van de Bird Control Group.

“Als volgende stap is het nu nodig om een implementatiestrategie te ontwikkelingen met deskundigen”, aldus Henskes van Bird Control Group. “Wij werken al jarenlang succesvol samen met boeren in binnen- en buitenland om de schade die wordt veroorzaakt door ganzen verder terug te dringen. Nu deze belangrijke studie is afgerond, gaan we de samenwerking met de overheid graag aan.”1

OLIFANTSGRAS - VERBOUW ANDERE GEWASSEN

Als alternatief voor de schade die ganzen aanrichten kunnen er andere gewassen worden verbouwd, zoals olifantsgras. Ganzen moeten niets hebben van dit gewas. Ze lusten het niet en kunnen niet landen tussen het metershoge gewas.

Aanvankelijk was Dick van der Harst, gebiedsontwikkelaar, sceptisch over olifantsgras. ’’Het leek een soort magisch gewas, dat allesomvattende oplossingen in zich heeft.’’ Van der Harst -directeur realisatie bij SADC- vond het prima dat olifantsgras kan bijdragen aan duurzaamheid, maar hoe zat het met het geld? ’’Ik vroeg: kunnen jullie de prachtprijs betalen? Het antwoord was volmondig: ja. Het kan dus blijkbaar commercieel.’’ Een gebied van tachtig hectare is nu bestemd voor olifantsgras en andere duurzame gewassen. Van der Harst ziet liever niet dat olifantsgras wordt gebruikt als brandstof. Hij denkt eerder aan de fabricage van bioplastics voor bijvoorbeeld supermarkttassen. ’’Zo gaan we toe naar een circulaire economie.’’1

KIES VOOR EEN DUURZAAME EN DIERVRIENDELIJKE OPLOSSING

De meeste ganzensoorten komen van nature al voor in Nederland. Animal Rights ontkent niet dat de laatste jaren de populatie ganzen is gegroeid en tevens niet dat zij schade kunnen veroorzaken aan gewassen, maar de huidige ingeslagen weg is een heilloze weg, een gebed zonder eind. De groei van de populatie ganzen is te wijten aan menselijk handelen, namelijk de groei en intensivering van de veehouderij in Nederland (en Europa). Naast dat massaal afschot van honderdduizenden dieren per jaar een grote gruwelijkheid betreft, is het afschieten op provinciaal niveau geen reële oplossing voor een internationaal “probleem”.

Zolang de beschikbare hulpbronnen (aanbod van voeding en geschikte broedplekken) voor de ganzen hetzelfde blijven en het broedsucces in Noord- en Oost-Europa en de Arctische toendra’s door afschot toeneemt, zal jacht niet helpen. Voor de overgebleven ganzen zijn meer hulpbronnen beschikbaar en de door natuur ingegeven drang naar overleving en reproductie zal blijven stijgen.

Nederland is niet alleen een aantrekkelijk land voor mensen, maar ook voor dieren. Zij zijn zich niet bewust van onze regels en wetten. Maar ze ondervinden wel de consequenties van een overtreding. Animal Rights pleit voor een andere inrichting van het landschap als duurzame en diervriendelijke oplossing. Met behulp van de juiste landinrichting, in combinatie met alternatieve methoden, kan het gedrag van ganzen worden gestuurd en daarmee overlast worden voorkomen.