Main content

Inhoud

Kalkoenen

In de Nederlandse en Belgische pluimveehouderij is de kalkoensector zeer klein, vergeleken met de opfok van vleeskippen en leghennen. Toch bedroeg de kalkoenstapel in 2017 zo’n 670.500 kalkoenen in Nederland, verspreid over dertig kalkoenbedrijven.1 In België situeert de kalkoenhouderij zich uitsluitend in Vlaanderen. Er zijn 24 Vlaamse fokkers actief die samen zo’n zestig stallen hebben.2 In België worden geen gedetailleerde cijfers over de kalkoenstapel gepubliceerd. Kalkoenen worden weggeboekt onder de noemer ‘ander pluimvee’ (andere dan kippen). In 2016 bedroeg dit cijfer 669.786 dieren.3

De kalkoensector

Net als de vleeskippensector bestaat de kalkoensector uit een keten van meerdere schakels. Aan de basis staan bedrijven met ouderdieren die de sector moeten bevoorraden van steeds nieuwe dieren.

In ‘vermeerderingsbedrijven’ moeten kalkoenhanen en -hennen zorgen voor de eierproductie waaruit de vleeskalkoenen voor menselijke consumptie geboren worden. De hanen en hennen leven in aparte stallen. Bij de hanen wordt sperma afgetapt om de hennen kunstmatig te bevruchten. Ten gevolge van het selectief doorfokken van kalkoenen op meer gewicht brengt natuurlijke paring teveel problemen met zich mee. De zware hanen zouden de hennen te ernstig verwonden. De kalkoenhennen leggen eieren tot ze ongeveer 58 weken oud zijn.1 De eieren worden kunstmatig uitgebroed in broederijen. Na het uitbroeden van de eieren worden de kuikens in vleeskalkoenbedrijven vetgemest voor aflevering aan de slachthuizen.2

Vleeskalkoenen

Het merendeel van de Nederlandse en Belgische vleeskalkoenen leeft in gesloten schuren die kunstmatig verlicht en mechanisch geventileerd worden. De stalvloer is bezaaid met strooisel van stro of houtkrullen.1

Vanwege de verschillen in groeicapaciteit en slachtgewicht worden de hanen en hennen apart vetgemest. In de eerste levensweken worden ze wel samen in één stal gehouden, maar door het snelle groeiproces wordt de beschikbare stalruimte algauw te krap. Dan worden de hanen overgebracht naar een andere stal.2

Ook na de scheiding hebben de snelgroeiende hanen en hennen weinig ruimte. De wettelijke bezettingsgraad in de stallen is vastgesteld op 56 kg/m2 voor mannelijke dieren en 49 kg/m2 voor vrouwelijke dieren. Het komt erop neer dat, wanneer de dieren de slachtleeftijd naderen, er 3 hanen of 5 hennen per vierkante meter gehouden worden.3

Een vetmestronde duurt gemiddeld 16 weken voor de hennen en 21 weken voor de hanen. Dan worden de dieren naar het slachthuis gevoerd. Het slachtgewicht voor hanen ligt rond de 20 kilo, voor hennen 10 kilo.4

Zodra de hennenstal leeg staat worden nieuwe kuikens aangevoerd voor een volgende vetmestronde.5

Kleine sector, groot leed

De kalkoensector wordt gekenmerkt door een bijzonder hoog uitvalpercentage. 5% van de kalkoenhennen en maar liefst 8 tot 12% van de hanen sterft vroegtijdig. De hoge sterftecijfers zijn te wijten aan diverse problemen op gebied van welzijn en gezondheid. 1

Reeds bij het begin van een vetmestronde, als de kuikens pas in de stal aangekomen zijn, bestaat het risico op ‘doodliggertjes’. De kleine kuikens hebben de neiging om samen te troepen in de stal, waardoor ze elkaar kunnen verstikken.2

Naarmate de kalkoenkuikens opgroeien ontstaan er andere problemen. Als gevolg van het selectief doorfokken op groeisnelheid en extreme borstvleesontwikkeling kan het beenderstelsel zich niet goed ontwikkelen. De dieren zijn hierdoor fysiek beperkt in hun normale en comfortabele bewegingspatroon.3

Ook in het stellen van natuurlijk gedrag zijn kalkoenen beperkt in de fokkerijen. Het veelal ontbreken van natuurlijk daglicht in de stal bemoeilijkt dierherkenning en sociale contacten tussen de kalkoenen. De uitgebalanceerde voeding die de kalkoenen voorgeschoteld krijgen komt niet tegemoet aan de behoefte tot zelf voedsel zoeken (foerageren). Kalkoenen in gesloten stallen vertonen amper scharrelgedrag, wat weer tot andere verwikkelingen kan leiden – zoals poot- en voetzoolproblemen.4

Kalkoenen hebben zeer gevoelige luchtwegen. In de gesloten stallen ontwikkelen ze snel ademhalingsproblemen omdat de mechanische ventilatie ontoereikend is.5

Het strooisel waarmee de stalvloeren bedekt is, raakt snel bevuild door uitwerpselen. Het bevuilde strooisel vormt een broeihaard voor bacteriën en virussen die darmontstekingen, spijsverteringsproblemen en diarree veroorzaken bij de kalkoenen. Het strooisel ligt er bovendien vaak vochtig bij, omdat kalkoenen geen scharrelgedrag vertonen in het fokkerijsysteem en het strooisel dus niet omgewoeld wordt. Door in vochtig strooisel te liggen, raakt het verenkleed van de dieren beschadigd. De kalkoenen ontwikkelen borstpukkels en borstblaren.6

Andere beschadigingen van huid- en verenkleed ontstaan door verenpikken en kannibalisme, een gedragsstoornis die heel de pluimveesector treft en waar geen kruid tegen gewassen is. Pogingen om verenpikken tegen te gaan door bijvoorbeeld het aanbieden van verrijkingsmateriaal in de stal of het beperken van groepsgrootte boden geen oplossing. Tot nu toe zocht de sector heil in pijnlijke snavelbehandelingen om schade door verenpikken te beperken. Vanaf september 2018 wordt snavelkappen in Nederland bij wet verboden.7 8

Blackhead, de nachtmerrie van de kalkoenhouderij

Een zeer gevreesde ziekte in de kalkoenhouderij is ‘Blackhead’ ofwel zwartkoppenziekte. Het is een parasitaire ziekte die ernstige ontstekingen in de blindedarm en de lever veroorzaakt. Besmette kalkoenen bevuilen het strooisel met besmette uitwerpselen waardoor de hele stal besmet raakt. Symptomen van Blackhead zijn lusteloosheid, afhangende vleugels, en donkerrode verkleuring van de kophuid door een gebrekkige zuurstofopname. Vooral bij jonge dieren kan de ziekte zeer acuut verlopen. Ze kunnen reeds enkele dagen na het optreden van de eerste verschijnselen sterven. Oudere dieren zijn meestal wat langer ziek en kunnen vermageren voordat ze sterven. 1 2 3

Blackhead is een onvoorspelbare ziekte. Uitbraken kunnen plots optreden, vooral bij warm en vochtig weer. De uitval in een besmette stal kan zeer hoog oplopen: het sterftecijfer bij een uitbraak ligt tussen 50 en 100%. 4 5 6

Nederland exporteert dierenleed

De Nederlandse kalkoensector draait voornamelijk op de export. In Nederland bestaan sinds 2005 geen kalkoenslachthuizen meer. Vangploegen halen de vetgemeste kalkoenen uit de stal en stoppen de dieren in containers voor transport naar Duitse slachthuizen. Door de hoge gewichten lopen vooral de hanen risico op beschadigingen (botbreuken, ontwrichting) bij het opkratten. De vrachtwagens zijn meerdere uren onderweg en de rit zorgt voor stress bij de dieren. Bij warm weer is er bijkomend risico op hittestress.1 2 3

Slachthuis Volys Star

In België werden in 2016 volgens de overheidsstatistieken 777.768 kalkoenen geslacht. In het West-Vlaamse Lendelede bevindt zich slachterij Volys Star, waar wekelijks zo’n 16.000 à 18.000 kalkoenen gedood worden. Naar eigen zeggen is Volys Star sinds de sluiting van het laatste Nederlandse kalkoenenslachthuis in Boxmeer, nog het enige bedrijf in de Benelux dat de fok en verwerking van eigen kalkoenvlees garandeert.4

Opgedrongen dierenleed

Kalkoenvlees is weinig populair in onze streken, behalve dan met de kerstdagen. In België bedraagt de gemiddelde jaarconsumptie van kalkoenvlees 1,2 kilo per hoofd van de bevolking. In Nederland bedraagt de jaarconsumptie 1 kilo per persoon. De kalkoen is van oorsprong een Amerikaanse vogel. Pas rond de jaren ’60 verscheen kalkoenvlees bij ons op het menu en vanaf ’70 werd de kalkoen populair op het kerstmenu. 1 2 3

‘Kalkoen op de feesttafel’ is een gebruik dat ons door een op geld beluste industrie werd opgedrongen. Je hoeft geen deel te hebben aan dit dierenleed. Schrap de kalkoen van je menu en vervang hem of haar door plantaardige voeding. Tips voor lekkere en diersparende gerechten vind je bij Plant Power.