Main content

Inhoud

Corona en andere zoönosen

In de regio Wuhan in China startte in december 2019 een uitbraak van een nieuw coronavirus, ook wel SARS-CoV-2 genoemd. Het virus lijkt namelijk sterk op SARS uit 2003, maar dan gemuteerd in een versie die veel makkelijker en sneller van mens op mens wordt doorgegeven. Het virus kan de ziekte COVID-19 veroorzaken. De meeste patiënten met dit virus hebben koorts en luchtwegklachten. SARS-CoV-2 is een zoönose, een ziekte die van dieren op mensen kan overspringen. Ook ebola, BSE en de pest zijn zoönosen.

Zoönosen zijn ziektes die van dieren op mensen kunnen worden overgedragen. Dieren worden ziek door de manier waarop mensen ze houden. En mensen worden ziek door de manier waarop we dieren gebruiken. Zoönosen zouden voor mensen een belangrijke reden moeten zijn om de manier hoe we met andere dieren omgaan te herbekijken. Zoönosen zijn slechts een symptoom. Speciësisme is de werkelijke 'ziekte'.

Wetenschappers van de vakgroep psychologie van risico, conflict en veiligheid van de Universiteit Twente zeggen er in februari 2021 het volgende over: 1
"Zoönosen zoals covid ontwikkelen zich in gebieden waar mens en dier in groten getale dicht op elkaar leven. Gebieden als Nederland, zo hebben onderzoekers al diverse malen gewaarschuwd."
"Nederlanders hebben niet door hoe groot de kans is dat in eigen land een ziekte ontstaat die van dier op mens kan overspringen, zoals met het coronavirus is gebeurd. Die onderschatting is gevaarlijk, want het zorgt ervoor dat mensen hun gedrag niet aanpassen en de kans op een Nederlandse zoönose reëel blijft."
"Nadat de deelnemers te horen hadden gekregen welk gevaar Nederland loopt op de ontwikkeling van een zoönose, gaf 70 procent aan dat zij van wildmarkten en de intensieve veehouderij af willen."
"Tot nu toe dachten mensen bij intensieve veehouderij alleen aan dierenleed en klimaatproblemen, maar nu met zoönosen beseffen zij dat zij zelf gevaar lopen. Dan komt het dichterbij, wat zorgt voor angst en daardoor zijn mensen eerder bereid hun gedrag aan te passen."

Die zelfde maand verklaart Wim van der Poel tegenover Omroep Brabant: “Deze infecties zullen blijven bestaan op plekken waar dieren naast mensen leven en waar er veel direct of indirect contact is tussen mensen en dieren. Dat worden ook wel hotspots voor zoönosen genoemd. Oost-Brabant is zo'n gebied.” 2 Hij maakt deel uit van een werkgroep die aanbevelingen gaat doen om de risico's op toekomstige zoönotische uitbraken te verkleinen.

SARS-CoV-2 (Coronavirus)

Wetenschappers vermoeden dat het coronavirus afkomstig is van de Chinese Hoefijzervleermuis. 1 Daar hebben ze het virus nog niet bij aangetroffen, maar wel virussen die een zeer grote gelijkenis vertonen. Ook de SARS-epidemie van 2003 kwam bij dit diertje vandaan. Overigens is de mens niet ziek geworden van contact met deze vleermuis. Dat is een misverstand. Sterker nog, een dier zoals dit, is het reservoir. Het reservoir leeft met het virus en wordt daar zelf hoogstwaarschijnlijk niet ziek van. In zijn natuurlijke omgeving geeft het reservoir het virus door aan een zogenaamd gastdier. Dat kan door bijten zijn, maar ook via ontlasting of bloed. Wie het gastdier was van SARS-Cov-2, weten de wetenschappers nog niet zeker. In het geval van SARS 2003, was dat de civetkat en ze denken ook dit keer aan een soortgelijk dier.

Het probleem ontstaat nog niet in de jungle, waar reservoir en gastdier thuishoren. Het probleem ontstaat wanneer het gastdier wordt bejaagd door mensen, uit de jungle gehaald en in een menselijke omgeving, met gebrekkige hygiëne wordt geslacht. Zoals op de populaire en grootschalige dierenmarkten in China. Officieel zijn ze verboden, want de Chinese autoriteiten onderkennen de risico’s, maar handhaving is lastig. Als een gastdier zoals de civetkat vervolgens onder de mensen wordt gebracht en daar in de open lucht wordt geslacht, komt het virus vrij via bloed of ontlasting. Mogelijk zelfs via aanraking of bijten. De mensenmassa’s op de markt doen vervolgens de rest. Mensen die nog niet in contact zijn gekomen met het virus, hebben er nog geen weerstand tegen. Dan kan zo’n virus snel om zich heen grijpen.

In China is het na de uitbraak van het coronavirus verboden om nog langer wilde diersoorten te verhandelen en te eten. 2 Overheden wereldwijd nemen drastische maatregelen om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan. Er is echter een eenvoudige manier om de bron van veel van dit soort infectieziekten aan te pakken. Namelijk: stoppen met dieren houden en eten.

Lees ook: Collectief wetenschappers unaniem: plantaardig eten is gezond

Hoe verspreiden ziektes zich tussen dieren en mensen?

Zoönosen kunnen bacterieel, viraal of parasitair zijn of onconventionele agentia omvatten (zoals prionen bij BSE). 1 Wetenschappers schatten dat meer dan 6 op de 10 bekende infectieziekten bij mensen kunnen worden verspreid door dieren, en 3 op de 4 nieuwe of opkomende infectieziekten bij mensen komen van dieren. 2

Er zijn verschillende manieren waarop mensen geïnfecteerd kunnen raken met ziektekiemen die zoönosen kunnen veroorzaken:

1. Rechtstreeks contact: In contact komen met het speeksel, bloed, urine, slijm, ontlasting of andere lichaamsvloeistoffen van een besmet dier. Voorbeelden hiervan zijn het aaien of aanraken van dieren, en bijten of krabben. Voorbeelden daarvan zijn rabies (hondsdolheid) en Dermatophytose (ringworm).

2. Indirect contact: In contact komen met gebieden waar dieren leven en rondlopen, of objecten of oppervlakken die zijn besmet met ziektekiemen zoals aquariumwater, leefgebieden voor huisdieren, kippenhokken, schuren, planten en grond, maar ook huisdiervoer en waterbakjes. Voorbeelden zijn Q-koorts, Toxoplasmose.

3. Vectoraal gedragen: gebeten worden door een teek, of een insect zoals een mug of een vlo. Voorbeelden zijn de pest en de ziekte van Lyme.

4. Voedsel: Elk jaar wordt 1 op de 6 Amerikanen ziek door het eten of drinken van iets onveiligs, zoals ongepasteuriseerde (rauwe) melk, ondergekookt vlees of eieren, of rauwe groenten en fruit die besmet zijn met uitwerpselen van een besmet dier. Besmet voedsel kan leiden tot ziekte bij mensen en dieren, ook bij huisdieren. Voorbeelden zijn BSE, Campylobacter, en Salmonella.

5. Watergedragen: Drinken of in contact komen met water dat besmet is met uitwerpselen van een besmet dier. Voorbeelden zijn Giardiasis, E. coli, Campylobacter.

Lees ook: drie handige tips om eieren te vervangen.

Andere zoönosen

Apenpokken

Apenpokkenvirus is een oorspronkelijk zeldzaam voorkomende virale infectie. De symptomen zijn uiteenlopend: koorts, hoofdpijn en spierpijn, tot gezwollen lymfeklieren, rillingen en vermoeidheid. Besmette personen kunnen huiduitslag krijgen die begint in het gezicht en zich daarna verder verspreidt naar andere plekken op het lichaam. De uitslag vormt korsten die opdrogen en van de huid vallen. Het virus heeft een gemiddelde incubatietijd van één tot twee weken. In de meeste gevallen is het apenpokkenvirus niet duidelijk, slechts in uitzonderlijke gevallen worden besmette personen ernstig ziek.

Apenpokken werd voor het eerst vastgesteld bij apen, maar ook knaagdieren kunnen de infectie oplopen. Het virus springt van dier op mens over wanneer een dier met het virus gevangen en geslacht wordt. Het gaat hierbij vooral om bushmeat.

Sinds 2022 rukt het virus op in Europa. Op 19 mei 2022 werd in België het allereerste geval van apenpokken vastgesteld bij een mens. Op 20 mei 2022 volgt het tweede geval. Viroloog Marc Van Ranst zegt daarover: "De ontbossing doet het risico stijgen. Het virus is zich ook al jaren aan het aanpassen aan de mens, waardoor we meer mens-op-mens-besmettingen zien. De langste gedocumenteerde overdrachtsketen in Afrika telt zes generaties. Buiten Afrika ging de besmetting tot nu niet verder dan één generatie.” 1 2

Nieuwe zoönose: G4

Eind juni 2020 werd een nieuw varkensgriepvirus ontdekt dat mogelijk tot een nieuwe pandemie kan leiden. De nieuwe virussen, ook wel G4 genoemd, zijn genetisch verwant met de H1N1-stam die tot een pandemie leidde in 2019. Deze virussen zouden in staat zijn zich snel aan te passen en de mens te infecteren. Dat wordt bevestigd door wetenschappers verbonden aan Chinese universiteiten en het Chinese Centrum voor Ziektepreventie en -Bestrijding.

Pest

Misschien wel de bekendste zoönose is de pest. De ziekte heeft in het verleden tot massale sterfte onder de Europese bevolking geleid. De Zwarte Dood was een van grootste pandemieën die de mensheid heeft moeten doorstaan. Tussen 1347 en 1351 werden miljoenen mensen ziek. Naar schatting stierven er zo’n 75 tot 200 miljoen mensen; een derde van de Europeanen kwam om door de ziekte.1 De laatste gevallen van pest in Nederland en België waren aan het begin van de 20e eeuw. Pest is een infectieziekte die wordt veroorzaakt door de bacterie Yersinia pestis. De ziekte is een zoönose omdat de bacterie wordt overgedragen van dieren naar mensen.

De pest werd veroorzaakt door een bacterie, de Yersinia pestis. Deze bacterie bevond zich in vlooien en luizen. Tot voorheen werd aangenomen dat de vlooien die de ziekte verspreidden zich nestelden in de vacht van zwarte ratten. Daarmee werd de rat dus als de grote boosdoener voor de verspreiding van de ziekte door Azië en Europa beschouwd. Onderzoekers van de universiteiten van Oslo en Ferrara hebben echter geloofwaardig bewijs gevonden dat het niet de ratten waren die de dodelijke vlooien met zich meedroegen maar vooral ook de mensen zelf.2

Er bestaan drie typen pest: builenpest, longpest en septische infecties als gevolg van pest. Directe overdracht van persoon tot persoon komt niet voor, behalve in het geval van longpest, waarbij ademhalingsdruppels de infectie kunnen overbrengen van de patiënt naar anderen die in nauw contact staan met de patiënt.

Spaanse griep

De Spaanse griep was een beruchte griep-pandemie uit de jaren 1918-1919. Deze wereldwijde epidemie eiste naar schatting 20 tot 100 miljoen levens, een aantal dat het totale dodental van de Eerste Wereldoorlog ruimschoots overtreft.

Er bestaan ten minste twee theorieën over de oorsprong van het virus.

Sommige onderzoekers nemen aan dat de oorzaak van de griep een gemuteerd varkensvirus uit China was, dat misschien via Chinese spoorwegarbeiders in de VS belandde.

Een tweede theorie is dat het vogelvirus spontaan muteerde in Fort Riley, Kansas. In dit fort fokte men kippen en varkens voor eigen gebruik. Een kok zou besmet kunnen zijn geraakt met het virus, dat vanuit de kippen via de varkens dus bij de mens aankwam. Door mutatie was het virus in staat om besmetting van mens tot mens tot stand te brengen.

In september 2005 zijn microbiologen van het US Armed Forces Institute for Pathology erin geslaagd om het virus na te maken. Het onderzoek was gebaseerd op viraal RNA uit de long van een soldaat die in 1918 was gestorven. De eiwitmantel van het virus had een structuur met als type H1N1, van oorsprong een vogelgriep virus.

SARS

Severe Acute Respiratory Syndrome heeft wereldwijd ruim 8000 mensen in ziekenhuizen terecht doen komen en ten minste 725 levens gekost. 1 De coronavirussen, waartoe het Sars-virus behoort, zijn lid van de orde van Nido-virussen. Een groep van virussen die tot luchtweginfecties kunnen leiden bij mensen en dieren. De meeste coronavirussen leiden bij besmetting, net als rhinovirussen, tot een gewone verkoudheid. Over het algemeen veroorzaken ze verkoudheid in de winter en vroeg in de lente.

Analyse van patiëntenmateriaal en van virussen die zijn geïsoleerd uit dieren op een markt in Guandong, wijzen op een direct verband tussen het menselijke SARS-virus en coronavirussen die werden aangetroffen in civetkatten en een wasbeerhond. “We hebben sterke aanwijzingen dat het virus, waarschijnlijk op de markten waar civetkatten worden verkocht, is overgegaan van dieren op mensen”, zeggen Malik Peiris en Leon Poon, onderzoekers van het eerste uur in het Queen Mary Hospital in Hongkong. “De virussen lijken heel sterk op elkaar.”

MERS

MERS staat voor Middle East Respiratory Syndrome. Net zoals SARS en SARS-CoV-2 hoort het MERS-virsus tot de corona-virusgroep, een groep van virussen die tot luchtweginfecties kunnen leiden bij mensen en dieren. 1 De meeste coronavirussen leiden bij besmetting, net als rhinovirussen, tot een gewone verkoudheid. Er zijn steeds meer aanwijzingen dat dromedarissen in het Midden-Oosten het virus kunnen overdragen op mensen.

De precieze herkomst van het virus is echter nog onbekend. Nieuwe virussen kunnen het gevolg zijn van een verandering van een bestaand virus. Dat nieuwe virus gedraagt zich daardoor anders en kan ziekmakender worden. Sommige virussen geven een milde infectie bij dieren, terwijl ze bij mensen ernstiger infecties kunnen veroorzaken en omgekeerd.

Ebola

Ebola is een zeldzame maar ernstige infectieziekte die in Afrika voorkomt en vaak gepaard gaat met bloedingen in het lichaam. 1 De ziekte heet officieel ebola hemorragische koorts en wordt veroorzaakt door een virus (ebolavirus, een van de filovirussen). Andere virussen die hemorragische koorts kunnen veroorzaken zijn onder meer het marburgvirus en het lassavirus.

De ziekte ebola is vernoemd naar de rivier Ebola in de Congo, waar het virus voor het eerst in 1976 werd gevonden. In dat jaar waren er uitbraken in Soedan en het toenmalige Zaïre (nu de Democratische Republiek Congo). Ebola veroorzaakte in de jaren daarna meerdere epidemieën in verschillende Afrikaanse landen.

Vleermuizen zijn de meest waarschijnlijke bron voor filovirussen. Deze virussen zijn aangetroffen in verschillende vleermuissoorten die in Afrika leven. Zij verspreiden het virus onder meer via hun ontlasting. Verschillende dieren in het Afrikaanse tropische regenwoud, zoals chimpansees, gorilla’s en antilopen, kunnen met het virus worden besmet. Als mensen deze dieren slachten en eten, kunnen zij het virus ook krijgen.

Vogelgriep

Vogelpest, vogelgriep of aviaire influenza is een ziekte die voorkomt bij vogels, voornamelijk hoenderachtigen. De ziekte veroorzaakt griepachtige verschijnselen, met sufheid, tranende ogen en opgezette kelen. Ook verkleurt de kam van de vogel. Sommige vogels sterven direct na de eerste besmetting. De incubatietijd bedraagt drie dagen tot twee weken. De ziekte is dodelijk voor kippen, kalkoenen en eenden. De veroorzaker van de ziekte is een variant van het influenzavirus: het influenza A-virus. Dit virus is zeer variabel, zodat telkens nieuwe varianten ontstaan. Een laagpathogeen aviair influenzavirus kan muteren tot een hoogpathogeen virus dat een zeer besmettelijk en dodelijk is voor de meeste vogelsoorten.

Ook zoogdieren, waaronder mensen, kunnen door het vogelpestvirus worden besmet. In Hongkong overleden in 1997 zes slachtoffers aan besmetting met de H5-variant. Ook kan het virus bij mensen een niet-besmettelijke oogontsteking (conjunctivitis) veroorzaken. Tijdens de vogelpestuitbraak in 2003 in Nederland bleek dat ook in varkens de aanwezigheid van antistoffen tegen het vogelpestvirus kan worden aangetoond. Dit bleek het geval te zijn op gemengde boerenbedrijven, met zowel varkens als kippen.

Op 17 april 2003 overleed in het Jeroen Bosch Ziekenhuis in 's-Hertogenbosch een 57-jarige dierenarts aan een ernstige longontsteking. In de longen van deze dierenarts werd het vogelgriepvirus aangetoond.1 Omdat er geen andere mogelijke verklaring is gevonden voor het ziektebeeld, is er een sterke aanwijzing dat de man is overleden aan de gevolgen van infectie met het vogelgriepvirus. In 2004 zijn er 65 mensen gestorven door het vogelpestvirus in Thailand, Cambodja, Vietnam, China en Indonesië.2 Eind december 2007 maakte het Egyptische ministerie van Gezondheid bekend dat er vier mensen binnen een week aan de H5N1-variant zijn overleden.

20 februari 2021 maken Russische wetenschappers bekend dat de H5N8 variant nu ook in mensen is gevonden. 7 Medewerkers van een pluimveebedrijf in Zuid-Rusland zouden besmet zijn geraakt. Het virus verspreidt zich niet van mens naar mens. "Maar alleen de tijd zal uitwijzen hoe snel toekomstige mutaties het zullen toelaten om deze barrière te overwinnen," zegt Anna Popova, het hoofd van de volksgezondheid van het land. 3

Lees ook: Alleen de pluimveesector zelf draagt schuld aan vogelgriepepidemie.

Varkensgriep

Eind november 2020 meldden een GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) en een ziekenhuis in Nederland een patiënt met een infectie met een influenzavirus. 1 Tijdens een behandeling voor een andere aandoening ontwikkelde de patiënt griepklachten (koorts, hoofdpijn). Uit laboratoriumonderzoek bleek het om varkensinfluenza A (H1N1)v-virus te gaan. Dit virus is de afgelopen jaren aangetoond in varkens in verschillende Europese landen. De patiënt is volledig hersteld.

Uit brononderzoek blijkt dat de patiënt geen direct contact heeft gehad met varkens of andere dieren. Er wordt nu verder onderzocht of er onder de contacten van de patiënt, in en buiten het ziekenhuis, blootstelling aan varkens is geweest. De klachten bij varkensgriep kunnen voorkomen zijn gelijk aan die bij de gewone griep: koorts, hoofdpijn, koude rillingen, klachten van de bovenste luchtwegen. Infecties met dit soort virussen worden heel soms vastgesteld. Er zijn onder mensen nog geen uitbraken bekend die door dit virus zijn veroorzaakt.

Nipahvirus

Nipahvirus is een lid van de familie Paramyxoviridae, genus Henipavirus. Het virus lijkt te worden gehandhaafd in vleerhonden (genus Pteropus), die mensen kunnen infecteren door directe blootstelling aan hun speeksel of uitwerpselen, inclusief door gecontamineerd voedsel, vooral palmsap. Vleerhonden kunnen het virus ook overdragen op intermediaire gastheren, vooral varkens, die een ademhalingsziekte ontwikkelen en het virus kunnen overbrengen op mensen.1

Serologisch bewijs van infectie werd ook opgemerkt in katten, honden en paarden. Varkenshouders en slachthuismedewerkers hebben een verhoogd risico. Overdracht van mens op mens werd occasioneel waargenomen door blootstelling aan lichaamsvloeistoffen.

De uitbraak van het Nipah-virus in Kerala in 2018 was een uitbraak van het Nipah-virus in de zuidelijke Indiase deelstaat Kerala, die terug te voeren was op de fruitvleermuizen in het gebied.2 De uitbraak was gelokaliseerd in de districten Kozhikode en Malappuram in Kerala en eiste 17 levens. Dit was de derde uitbraak van het Nipahvirus in India, de eerste in 2001 en 2007, beide in de oostelijke deelstaat West-Bengalen.

Het virus komt van nature voor in fruitvleermuizen in Zuid- en Zuidoost-Azië en kan zich naar de mens verspreiden door contact met de lichaamsvloeistoffen van de vleermuizen. Er is geen vaccin en geen genezing.3 Het virus wordt beschouwd als een mogelijke epidemiedreiging en wordt door de WHO als een hoge prioriteit voor onderzoek aangemerkt. Ondanks het gevaar dat het virus vormt, wordt er weinig gedaan om manieren te vinden om het te bestrijden, waarschuwen deskundigen. "Er is een marktfalen voor het beschermen van mensen tegen dit", vertelde Dr. Steve Luby, een epidemioloog aan de Stanford Universiteit. "Het is niet zoals het behandelen van kaalheid of borstkanker, waar rijke mensen zullen betalen voor uw product. Er is hier geen grote klant, geen stimulans, totdat het escaleert", voegt hij toe.

BSE

BSE staat voor Bovine Spongiforme Encephalopathie. Het is een ziekte die voorkomt bij runderen. Daarnaast bestaat de vrees dat het ook kan voorkomen bij kleine herkauwers. Tot nu toe is onder natuurlijke omstandigheden slechts één geval van BSE bij een Franse geit vastgesteld.

Bij deze ziekte wordt het centrale zenuwstelsel van de dieren aangetast. Er ontstaan microscopisch kleine holtes in de hersenen van de dieren, waardoor het gedrag verandert (schrikreacties, overgevoeligheid voor licht, geluid, aanraken) en bewegingsstoornissen ontstaan wat uiteindelijk leidt tot de dood.1

Zowel de menselijke variant als die bij koeien worden niet veroorzaakt door een virus of een bacteriële infectie. BSE is een mutatie van in het brein aanwezige eiwitten.2 Bij schapen en geiten komt scrapie voor. Besmetting van mensen via schapen en geiten is nooit aangetoond. Verder komen vergelijkbare ziektebeelden voor bij herten (Chronic wasting disease (CWD)) en nertsen (Transmissible Mink Encephalopathy (TME)). Een Amerikaans onderzoeksteam vermoedde een mogelijke besmetting van nertsenbedrijven in 1985 in Stetsonville (Wisconsin, USA) waar aan de dieren karkassen werden gevoederd van melkkoeien die leden aan het zgn. "downer cow" syndroom. 3

Katten kunnen Feliene spongiforme encefalopahtie (FSE) krijgen. De in de dierentuinen vastgestelde gevallen worden veroorzaakt door het voederen van besmette karkassen of slachtafval aan de wilde katten. Onderzoek van enkele gevallen toonde aan dat de FSE het gevolg was van het feit dat de BSE-agens de barrière tussen soorten had overschreden. De bij huiskatten vastgestelde gevallen moeten worden toegeschreven aan diervoeder dat het B.S.E-agens bevat. 4

Tuberculose (tbc)

Op 18 december meldde het nationale referentielaboratorium (Sciensano) een geval van tuberculose bij een rund afkomstig uit een melkveebedrijf met 278 runderen in de provincie Luik. Dit is de eerste rundertuberculosehaard sinds 2 jaar. Mensen lopen een besmetting met rundertuberculose meestal op door het drinken van ongepasteuriseerde melk. Veehouders, dierenartsen, slachthuismedewerkers etc. lopen het risico geïnfecteerd te worden met rundertuberculose bij een onbeschermd en nauw contact met een besmettelijk dier (open tbc). Rundertuberculose kan in zeldzame gevallen doorgegeven worden van mensen op mensen, maar is over het algemeen niet overdraagbaar van mens tot mens.
Rundertuberculose bij mensen is zeer zeldzaam. Iemand kan geïnfecteerd zijn met rundertuberculose zonder dat hij daar iets van merkt. Meestal treedt ziekte binnen 1 of 2 jaar na de besmetting op, maar het kan ook 60 jaar of langer duren. Als mensen ziek worden kunnen de volgende klachten optreden: langdurig hoesten, vermagering, vermoeidheid, koorts, nachtzweten, gebrek aan eetlust en soms het ophoesten van bloed. In Nederland kwam deze wijze van besmetting vroeger veel voor, maar dit werd met succes bestreden door het invoeren van gepasteuriseerde melk en het tbc-vrijmaken van de veestapel.

Tuberculose (tbc) is een besmettelijke infectieziekte veroorzaakt door Mycobacterium tuberculosis of de bacil van Koch. 1 Dat is een bacterie genoemd naar Koch, de Duitse bacterioloog die ze in 1882 ontdekte. Vroeger werd tbc de tering genoemd, naar het uitgeteerde uitzicht van de sterk vermagerde en ondervoede patiënten. Deze bacterie veroorzaakt in het lichaam ontstekingen.

De tuberkelbacil is een parasiet die zich alleen binnen een menselijke (of dierlijke) gastheer kan vermenigvuldigen. Een infectie met de bacterie gebeurt in de regel door hoesten, niezen of spreken. Een enkele uit de kluiten gewassen hoest kan zo’n 3.000 infectieuze druppels genereren en er zijn slechts een tiental bacillen nodig om iemand te besmetten. Speekseldruppeltjes volgeladen met bacteriën komen aan hoge snelheid in de lucht terecht. De druppeltjes drogen wel snel op, maar de opgedroogde bacillen kunnen nog dagenlang infectieus in de lucht aanwezig blijven, klaar om nietsvermoedende passanten te besmetten. Tbc kan alle weefsels en organen aantasten, maar alleen longtuberculose is besmettelijk. Mensen kunnen echter ook worden geïnfecteerd door de consumptie van voedsel dat tuberculosebacteriën bevat. Zo kunnen mensen besmet raken door het drinken van melk van koeien die lijden aan rundertuberculose. Rundertuberculose wordt veroorzaakt door Mycobacterium bovis.

Tuberculose is allerminst een ziekte van het verleden.1 Ze rukt langzaam maar zeker op, ook bij ons. De laatste dertig jaar leek tuberculose in de westerse wereld onder controle dankzij de verbeterde leef- en werkomstandigheden en de ontwikkeling van de antibiotica. Ook in sommige derdewereldlanden kwam de ziekte minder vaak voor. De interesse voor tbc zwakte geleidelijk af, maar het optimisme blijkt voorbarig. Een derde van de wereldbevolking is besmet met tbc, maar slechts tien procent wordt ook ziek. Momenteel is tuberculose weer een van de zwaarste epidemieën van de derde wereld. Ook in het Westen wordt de ziekte de afgelopen jaren vaker gesignaleerd.

Als er een nieuwe epidemie van tbc is, waarom vaccineren we dan niet massaal de wereldbevolking? Er is al een vaccin sinds de jaren 1920. Het wordt alleen aangeboden aan mensen met een hoger risico, zoals kinderen die voor lange tijd naar een land gaan met een hoge besmettingsgraad. Wereldwijd zijn dus heel wat mensen ingeënt tegen de ziekte. Toch roept het vaccin de epidemie geen halt toe. Het is dan ook een vrij controversieel middel waarvan de bescherming op zijn minst vragen oproept. Bij jonge kinderen biedt het BCG-vaccin vaak enige bescherming tegen een aantal ernstige vormen van tuberculose (zoals die vorm die hersenvliesontsteking veroorzaakt), maar het is slechts matig effectief bij volwassenen.

Q-koorts

Ook Q-koorts is een infectieziekte die van dieren op mensen kan overgaan, een zoönose dus. 1 In Nederland zijn vooral besmette melkgeiten en melkschapen de infectiebron voor mensen. Q-koorts is niet van mens op mens overdraagbaar. Tussen 2007-2011 was er een Q-koortsepidemie in Nederland. De meeste mensen lopen Q-koorts op door het inademen van lucht waar de bacterie inzit, tijdens de lammerperiode (februari tot en met mei) van geiten en schapen. Dat betekent dat mensen besmet kunnen worden door dieren die de bacterie dragen.

Meer dan de helft van de mensen met Q-koorts heeft geen klachten. De mensen die wel klachten hebben, hebben vaak een griepachtig ziektebeeld. Soms verloopt Q-koorts ernstiger. Dan begint de ziekte in korte tijd met heftige hoofdpijn, hoge koorts en een longontsteking met droge hoest en pijn op de borst. De bacterie kan een leverontsteking veroorzaken. Deze klachten komen echter ook bij andere ziektebeelden voor. Mannen hebben vaker last van Q-koorts dan vrouwen en ook mensen die roken worden vaker ziek. Veel mensen die Q-koorts hebben gehad, zijn daarna nog lange tijd moe. Wanneer er ziekteverschijnselen optreden gebeurt dat gemiddeld 2 à 3 tot 6 weken na de besmetting. Soms kan Q-koorts tot een chronische infectie leiden. Dan is er vaak een ontsteking aan het hart. Chronische Q-koorts komt meestal voor bij patiënten met een afweerstoornis en hartpatiënten. Bij zwangere vrouwen kan een eerder doorgemaakte Q-koortsinfectie tot chronische Q-koorts leiden.

Vooral vruchtwater en de moederkoek van besmette dieren bevatten grote hoeveelheden bacteriën. De bacterie kan ook in melk, mest en urine zitten, maar niet in het vlees van de geit of het schaap. Ook andere dieren zoals koeien en huisdieren kunnen besmet zijn en de infectie overdragen op mensen. In Nederland is dit nog niet of nauwelijks gebeurd. De bacterie kan maanden tot jaren overleven in de omgeving. Het drinken van rauwe melk kan ook een bron van besmetting zijn. De bacterie wordt inactief door pasteurisatie of koken. Dieren zijn besmettelijk zolang zij de bacterie bij zich dragen. Er is in Nederland alleen een vaccin voor dieren beschikbaar.

Als een patiënt overlijdt aan Q-koorts is dat vrijwel altijd ten gevolge van chronische Q-koorts. Chronische Q-koorts is echter niet meldingsplichtig waardoor de GGD en het RIVM daar geen informatie over hebben. Een schatting van het aantal sterfgevallen is beschikbaar vanuit de landelijke database die beheerd wordt door onderzoekers vanuit het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMCU), het Radboud UMC, en het Jeroen Bosch ziekenhuis. Q-koorts-experts van die ziekenhuizen hebben op basis van de database vastgesteld dat de afgelopen tien jaar 74 patiënten zeker of waarschijnlijk aan Q-koorts zijn overleden.

In 2018 waren er in Nederland 13 gemelde acute Q-koortspatiënten. Tussen 2013 en 2018 waren dat er tussen de 12 en 28. In 2012 66, in 2011 81, in 2010 504, in 2009 2354, in 2008 100 en in 2007 168.

Rabiës (hondsdolheid)

Hondsdolheid is een acute, zeer dodelijke ontsteking van de hersenen en het ruggenmerg (encefalomyelitis) die wordt veroorzaakt door lyssavirussen. Lyssavirussen zijn afkomstig van vleermuizen en worden in meer dan 99% van de gevallen op de mens overgedragen door honden.1

Mensen krijgen meestal hondsdolheid door de beet van een hondsdol dier. Het is ook mogelijk, maar zeldzaam, dat mensen hondsdolheid krijgen door blootstelling aan een niet-beet, waaronder krassen, schaafwonden of open wonden die worden blootgesteld aan speeksel of ander mogelijk besmettelijk materiaal van een hondsdoldier. Andere vormen van contact, zoals het aaien van een hondsdol dier of contact met het bloed, de urine of de uitwerpselen van een hondsdolheidsdier, worden niet in verband gebracht met het risico op infectie en worden niet beschouwd als een blootstelling die aanleiding geeft tot hondsdolheid. 2

Hondsdolheid veroorzakt meer dan 60.000 sterfgevallen per jaar over de hele wereld, waarbij de meerderheid van de gevallen in Azië en Afrika voorkomt. 3

HIV-AIDS

Op basis van bevindingen die de aap-oorsprong van HIV aantonen, is gemeld dat AIDS een zoönose is. Deze theorie is echter nooit bewezen en serieus in twijfel getrokken door wetenschappers.1 Verschillende argumenten tonen aan dat HIV-AIDS geen zoönose is:

  1. Als AIDS een zoönose zou zijn, moet worden aangetoond dat AIDS rechtstreeks van een diersoort wordt overdragen, net als hondsdolheid, een ziekte die rechtstreeks van dieren wordt overdragen.
  2. Ondanks langdurige en frequente blootstelling van de mens aan met SIV (('Simian' of 'aap' in plaats van 'Human' Immunodefeciency Virus) besmette apen in Afrika zijn er slechts elf gevallen van overdracht van mens op mens bekend, en slechts vier daarvan hebben geleid tot een significante overdracht van mens op mens. SIV is weliswaar in staat tot kruisbestuiving, maar is dus slecht aangepast aan de verspreiding van ziekten en epidemieën. Als AIDS een zoönose zou zijn die in staat is tot een aanzienlijke verspreiding van mens tot mens, zou er een overvloed aan stichterssubtypes en -groepen zijn.
  3. De blootstelling van de mens aan SIV is duizenden jaren oud, maar AIDS is pas in de 20e eeuw ontstaan. Als AIDS een zoönose was die zich onder de menselijke bevolking verspreidde, zou het zich tijdens de slavenhandel naar het Westen hebben verspreid.
  4. Experimentele overdracht van SIV's op verschillende soorten apen wordt vaak goed gecontroleerd door de nieuwe gastheer, waaruit blijkt dat het virus en niet de ziekte wordt overgedragen.

Daarom concluderen wetenschappers dat de overdracht van SIV's op zichzelf niet de basis vormt voor een zoönose. Overdracht op zich is niet de belangrijkste voorwaarde voor het ontstaan van de AIDS-epidemie. Alle HIV's zijn wel afkomstig van apensoorten, maar AIDS is geen zoönose en deze verklaring kan op zich niet de oorzaak zijn van de AIDS-epidemie. Het is belangrijk om een onderscheid te maken tussen AIDS en echte zoönosen (bijvoorbeeld hondsdolheid).

Brucelose

Ruim 3.000 mensen hebben in het noordwesten van China hebben positief getest op de dierziekte brucellose.1 Volgens gezondheidsautoriteiten in de stad Lanzhou zijn de besmettingen te wijten aan een lek bij een biofarmaceutisch staatsbedrijf. Daar werden in juli en augustus 2019 vaccins tegen de dierziekte gemaakt. Het bedrijf gebruikte desinfectiemiddelen waarvan de vervaldatum verlopen was voor het schoonmaken van de fabriek. Daardoor was het bedrijf niet volledig vrijgemaakt van de bacterie die de ziekte veroorzaakt en verspreidde het lucht naar buiten waarin bacteriehoudende aerosolen zaten. Mensen die besmet zijn geraakt, hebben deze ingeademd. Volgens de gezondheidsautoriteiten zijn er geen aanwijzingen dat mensen elkaar hebben besmet.

De dierziekte brucellose wordt veroorzaakt door de brucella-bacterie en komt voor bij runderen, varkens, schapen, geiten en honden. De ziekte kan bij runderen en schapen leiden tot een abortus. Bij mensen komt de ziekte in Noordwest-Europa nauwelijks voor. Als mensen besmet raken, komt het meestal door het eten of drinken van rauwmelkse zuivelproducten., zoals kaas die gemaakt is van rauwe melk. In Nederland krijgen de GGD en het RIVM jaarlijks vier tot vijf meldingen van personen met brucellose, die de infectie in het buitenland opliepen. Patiënten krijgen de bacterie meestal door het eten of drinken van rauwmelkse zuivelproducten. De bruccella-bacteriën komt zelden voor in Noord- en West-Europa en ook de ziekte brucellose bij dieren komt in Nederland niet voor.

ESBL-producerende bacteriën

Dierenartsen en hun assistenten zijn vaker besmet met gevaarlijke ESBL-bacteriën dan mensen die niet met dieren werken, blijkt uit onderzoek van het RIVM.1 ESBL is een enzym dat ervoor zorgt dat bacteriën resistent worden tegen veel antibiotica. Daardoor zijn infecties niet of minder goed te behandelen.

Volgens het gezondheidsinstituut is het aannemelijk dat dierenartsen besmet zijn geraakt door het contact met dieren tijdens hun werk. Maar omdat veel van hen in contact zijn geweest met zowel huisdieren als vee, is het niet mogelijk om een specifiek dier als bron van de besmettingen aan te wijzen.

Zoönosen zijn slechts het symptoom. Speciësisme is de ziekte.

Dierenartsen en hun assistenten zijn vaker besmet met gevaarlijke ESBL-bacteriën dan mensen die niet met dieren werken, blijkt uit onderzoek van het RIVM.1 ESBL is een enzym dat ervoor zorgt dat bacteriën resistent worden tegen veel antibiotica. Daardoor zijn infecties niet of minder goed te behandelen.

Volgens het gezondheidsinstituut is het aannemelijk dat dierenartsen besmet zijn geraakt door het contact met dieren tijdens hun werk. Maar omdat veel van hen in contact zijn geweest met zowel huisdieren als vee, is het niet mogelijk om een specifiek dier als bron van de besmettingen aan te wijzen.

Fragment uit de cluster 'Zoönosen' van de documentaire 'One Single Planet'van de Nicolaas G. Pierson Foundation.

Hoeveel zoönosen zijn er?

Hieronder is een (niet volledige) alfabetische lijst van 37 bekende zoönosen: 1 2:

  • Anaplasmose
  • Ascaridose
  • Botulisme
  • Brucellose
  • BSE
  • Campylobacter
  • Chlamydiose
  • Colibacillose
  • Cryptosporidiose
  • Dermatophytose (Rrngworm)
  • Ebolavirus
  • Ecthyma (Orf)
  • Fasciolose (Leverbot)
  • Glanders
  • Giardiasis
  • Hantavirus
  • Hondsdolheid
  • Hydatidose
  • Influenza (seizoensgriep)
  • Kattenkrabziekte (Bartonella henselae)
  • Larva migrans
  • Lassakoorts
  • Listeriosis
  • Marburgvirus
  • Miltvuur
  • Nipahvirus
  • Leishmaniose
  • Leptospirose
  • Listeriose
  • Lyme borrelioses (ziekte van Lyme)
  • Mond-en-klauwzeer
  • MRSA
  • Miltvuur (Antrax)
  • Ornithosis
  • Pest
  • Psittacose
  • Q-koorts
  • Rabiës (hondsdolheid)
  • Riftdalkoorts
  • Salmonella
  • SARS-CoV-2
  • Schurft
  • Taeniase en cysticercose
  • Toxocarose
  • Toxoplasmose
  • Trichinellose
  • Tuberculose
  • Tyfus
  • Vesiculaire stomatitis
  • Varkensgriep (H1N1, H1N2, H3N1 H3N2)
  • Vlekziekte
  • Vogelgriep (H5N1, H7N9)
  • Ziekte van Newcastle
  • Ziekte van Weil